Online leestraining: nu ook een Engelstalige versie beschikbaar.

Naar het dak van de wereld

Vraag 1. Wanneer vond er een bloedige opstand plaats'?


Ik wil zo gauw mogelijk weg uit Kathmandu. Onverwacht doet zich de mogelijkheid voor om naar Tibet te fietsen. De grens tussen Nepal en Tibet is sinds enkele weken opengesteld voor buitenlanders en deze unieke kans ligt zomaar voor mijn wielen.
Toen in 1959 een bloedige opstand plaatsvond door de Chinese interventie in 1950 en duizenden Tibetanen moesten vluchten, lag ik als kind in een Hollands weiland naar de lucht te turen en vroeg ik me af hoe andere werelden eruitzagen.
De vluchtelingen trokken samen met hun politiek en geestelijk leider, de Dalai Lama, 'de koning van Tibet' (letterlijk betekent zijn naam: Oceaan der Wijsheid) door de Himalaya om zich in Nepal en India te vestigen. Mogelijk zijn Tibet en Mongolië ook de bakermat van Kumari's verleden, omdat de eerste Nepalezen in lang vervlogen tijden vanuit Mongolië door Tibet naar Nepal trokken. Als ik Jud goed begrepen heb zijn de ouders van Kumari in de bergen geboren en hebben ze daar tot vlak voor haar geboorte gewoond in een hutje dat je zo weg kon blazen. Maar waar in de Himalaya? Nu woont Kumari aan de rand van het 'dak van de wereld', letterlijk en figuurlijk in de dakgoot. Ik zal deze bergen bezoeken en haar later vertellen doe die wereld eruitziet.
Mijn besluit om deze moeilijke tocht te ondernemen staat vast. In Tibetaanse winkeltjes koop ik mijn uitrusting voor de reis. Terwijl ik tussen de wollen sokken en de lange onderbroeken zoek ik naar een geschikte maat en het juiste model, zegt de eigenaar van het winkeltje:'Het zal een moeilijke onderneming worden. Mijn ouders moesten in 1959 uit Tibet vluchten. Na maanden lopen bereikten we met twee yaks de grens van Nepal. Ik moet toen een jaar of dertien zijn geweest, ik kan me de sneeuw, de kou en de ijzige wind nog goed herinneren. Nee, ik weet niet precies hoe oud ik was toen we zijn weggevlucht. Neem maar van mij aan dat het vrijwel onmogelijk is om rond deze tijd van het jaar naar Tibet te fietsen. Er ligt veel sneeuw in maart en de passen zijn hoog. Als je toch gaat neem dan zoveel mogelijk kaarten met de afbeelding van de Dalai Lama mee als geschenk voor de Tibetanen. Daarmee maak je hen heel gelukkig. De Chinezen hebben alle foto's en publicaties van de Dalai Lama vernietigd of verboden.'
Misschien ben ik wel hoogmoedig of naïef, maar de drang om te gaan is te groot. Tenslotte kan ik altijd nog terugkeren en mijn besluit herzien. Al fiets ik maar twee dagen in Tibet. Mijn laatste aankopen zijn een landkaart, een Tibetaans woordenboekje en vijftig foto's van de Dalai Lama. Ik knip Tibet uit de grote kaart: een plattegrondje van tien bij vijf centimeter waar alleen de belangrijkste plaatsen opstaan. Hoogteverschillen en passen ontbreken. Hier zal ik het mee moeten doen, want een goede gedetailleerde kaart is onvindbaar.
Het verblijf in Kathmandu heeft mij lui gemaakt, maar toch zit ik de volgende ochtend om zeven uur op de fiets. Een uur later ligt de stad achter me en een bescheiden zon haalt de witte bergen uit de nacht te voorschijn. Ik fiets de 'hemel' in. Ik reken uit dat ik over twee dagen al aan de grens kan zijn.

Kathmandu ligt op een hoogte van 1300 meter, en de eerst dag daal ik vijfhonderd meter af naar het tachtig kilometer verderop gelegen Barahbise. Het is een prachtige tocht langs de rivier Sun Kosi. Eenmaal in Barahbise kan ik nauwelijks geloven dat het nog maar vijfendertig kilometer naar Tibet is. De volgende dag is het afgelopen met dalen en begin ik aan de ware klimpartij door de Himalaya. Tijdens die vijfendertig kilometer stijgt de weg meer dan duizend meter.
Vlak voor de grens werp ik nog een laatste blik op een Nepalese vrouw die een stekelig, roze behaard varken luist. Twee kinderen duiken giechelend achter een plankje dat voor toonbank moet doorgaan. Anderhalve kilometer verderop neem ik, samen met enkele Nepalese vrouwen, een douche onder de stroom van een heetwaterbron, zonder te weten dat ik me de komende drie weken nauwelijks zal kunnen wassen. Tegen zessen bereik ik de grensovergang bij Zangmu. Het plaatsje is een teleurstelling. Zangmu is een handelsoord: vrachtauto's, toeristen, Tibetanen en Chinezen geven het een internationaal karakter.
Eindelijk fiets ik dan in Tibet, het land waar ik ooit van droomde om naartoe te gaan. In Nederland had ik nog tegen mijn vrienden gezegd:'Misschien als ik oud ben, maar nu is het onmogelijk'. Vlak voor mijn vertrek hoorde en las ik zoveel verschillende verhalen. Nu ontdek ik dat ik het meeste zal moeten uitvinden en ervaren dat ook mijn ervaringen hun beperktheden hebben en niet 'de grote waarheid' zijn. Zo had ik gehoord dat het onmogelijk en verboden is naar Tibet te fietsen en bij Chinezen en Tibetanen thuis te slapen en dat je alleen in groepsverband door Tibet mag reizen. Maar hier in Khasa vind ik onderdak bij een Chinese familie, waar ik een grote kamer krijg voor vijf yuan.
In een restaurant aan de overkant eet ik voor het eerst met stokjes; ik hevel de rijst met muizenhapjes naar mijn hongerige mond. Over mijn eerste ervaringen in Tibet kan ik tevreden zijn, zelfs de Chinezen bij de douane waren vriendelijk en zij maakten er geen punt van dat ik slechts in gezelschap van mijn fiets kwam aanzetten. Een dag later begin ik iets te beseffen van wat het betekent om in de Himalaya te fietsen. Ik voel me energiek en het lukt me om over een afstand van drieëndertig kilometer een hoogte van 3750 meter te beklimmen. Ik grijp het stuur stevig vast, alsof ik de bergen in mijn handen klem. Ik zuig de ijler wordende lucht met iedere omwenteling van de wielen naar binnen. Als er te veel sneeuw ligt loop ik enkele kilometers.
Tegen de avond val ik een restaurantje binnen. Ik ben zo moe dat ik nauwelijks besef waar ik ben. De plaats heet Nyalam. De eetgelegenheid is een golfplaten hok van vier bij vijf meter, behangen met Chinese kranten. Chinese soep en hardgekookte eieren halen me uit een soort coma en met een tevreden maag loop ik naar het gebouw waar ook andere reizigers de nacht doorbrengen. De lucht is inmiddels aardedonker en het landschap kraakhelder van de verse sneeuw. Ik maak een gat in de dikke sneeuwlaag om mijn behoefte te kunnen doen.
In het slaapvertrek met grauwe grijze muren staan vier bedden. De donkerrode gewaden van drie Tibetaanse nonnen met wie ik de kamer deel, geven het hele vertrek een warme kleur. Met al mijn kleren aan kruip ik in mijn 'hemelbed' op 3750 meter hoogte en vanuit dit warme veilige hol kijk ik als een bergmarmot voorzichtig naar wat er om mijn heen gebeurt. Geluiden van mantra's en het kraken van planken wisselen elkaar af. De drie nonnen staan boven op de bedden, vouwen onder het zingen van mantra's drie keer hun handen en laten zich dan met zo'n plof op het bed vallen, dat de planken kraken. Dan komt er weer een mantra en weer ploffen ze neer en kraken de planken. Een uur lang gaat het zingen ploffen en kraken door en dan is het onverwacht doodstil. Later begrijp ik dat zij de chagtsalwa beoefenen, een boeddhistisch ritueel.

Als ik 's morgens vroeg wakker word zie ik met verbazing dat er een sinaasappel op het krukje naast mijn bed ligt. Eén van de nonnen zegt dat ik die op moet eten. Het is een luxe geschenk. Groeien er sinaasappelen in Tibet? Ik schil de vrucht zorgvuldig en wil deze delen met mijn kamergenote, maar zij weigert. Moet ik weer helemaal opnieuw beginnen met begrijpen? Alsof ik gisteren geboren werd?
Laat in de ochtend bezoek ik het restaurantje met Chinees krantenbehang. Terwijl ik wat aantekeningen maak in mijn dagboek, dringt de geur van gebakken varkensvet mijn nuchtere neusgaten binnen. De Chinezen slurpen lange slierten mie als palingen naar binnen. Ik probeer mij de tocht van gisteren voor de geest te halen.

Buiten sneeuwt het steeds harder en enkele sneeuwvlokken vallen door de gaten van het golfplaten dak in mijn soep: Chinese soep à la crème. Zelfs de Chinese leiders op het krantenbehang sneeuwen geleidelijk onder.
Ondanks het feit dat ik gisteren enorm genoten heb van de tocht, is er veel aan me voorbijgegaan, omdat ik al mijn energie nodig had voor het omhoog klauteren tegen de bergen en het ontwijken van grote rotsblokken die her en der op de weg lagen. Als ik niet goed oplette stuiterde mijn fiets in grote kuilen, die van een afstand nauwelijks zichtbaar zijn. Mijn herinneringen aan het groene Nepalese landschap hebben plaatsgemaakt voor de ruige Tibetaanse wereld. Terwijl het buiten onophoudelijk blijft sneeuwen, verwarm ik mijn verkleumde handen aan de kop soep.